Valt de verstrekking van gezonde lunches onder de gerichte vrijstelling voor arbovoozieningen?
Op 24 mei 2024 [1] heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de verstrekking van gezonde lunches door een werkgever aan zijn werknemers. De rechtsvraag die aan de Hoge Raad was voorgelegd, is of ter zake van deze verstrekking de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van art. 8.4a, lid 1, letter a, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011) van toepassing is?
Het ging in deze zaak om een werkgever die vanuit zijn bedrijfsrestaurant gratis lunches aan zijn werknemers heeft verstrekt. De werknemers kregen dagelijks de keuze tussen twee – gezonde en uitgebalanceerde – lunchmaaltijden. Deze lunches waren samengesteld door een diëtiste en voldeden aan de richtlijn gezonde voeding van de Gezondheidsraad en de ‘schijf van vijf’ van het Voedingscentrum. De werkgever heeft de gratis verstrekking van de lunches aangemerkt als onderdeel van het arbeidsomstandighedenbeleid dat hij voerde ter voldoening aan zijn verplichtingen volgens de Arbeidsomstandighedenwet. Tegen deze achtergrond stelde hij dat de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen toegepast kan worden.
De verstrekking van de gezonde lunches vond in 2017 en 2018 plaats. Deze nuancering is belangrijk, omdat de loonbelastingregels met betrekking tot arbovoorzieningen de afgelopen vijftien jaar verschillende keren is gewijzigd.
Per 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd, zij het dat inhoudingsplichtigen tot 2015 konden kiezen om het regime van vrije vergoedingen en verstrekkingen te blijven toepassen. In art. 43, lid 2, van Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 [2] was bepaald dat verstrekkingen die direct samenhangen met verplichtingen van de inhoudingsplichtige op grond van de Arbeidsomstandighedenwet tot de vrije verstrekkingen behoren, tenzij de werknemer hierdoor een aanmerkelijke privé-besparing geniet.
De voorwaarde van samenhang met verplichtingen van de inhoudingsplichtige op grond van de Arbeidsomstandighedenwet is niet overgenomen in de per 1 januari 2011 ingevoerde URLB 2011. Het oorspronkelijke art. 3.7, lid 1, letter b, van de URLB 2011 sprak met betrekking tot arbovoorzieningen van “voorzieningen die rechtstreeks voortvloeien uit het arbeidsomstandighedenbeleid dat de inhoudingsplichtige voert op grond van de Arbeidsomstandighedenwet”.
Per 1 januari 2015 is met de invoering van art. 8.4a, lid 1, letter a, van de URLB 2011 [3] de nihilwaardering voor arbovoorzieningen gewijzigd in een gerichte vrijstelling. De formulering is ongewijzigd overgenomen. In de toelichting bij de URLB 2011 is niet vermeld waarom in deze regeling niet langer wordt verwezen naar verplichtingen van de inhoudingsplichtige op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Uit die toelichting blijkt ook niet dat beoogd is de eis van samenhang met verplichtingen van de inhoudingsplichtige te handhaven.
Wel is bij een tegelijkertijd met de URLB 2011 per 1 januari 2011 ingevoerde wijziging van artikel 13 van de Wet op de loonbelasting 1964 in de memorie van toelichting in algemene zin opgemerkt dat de bepalingen in de Uitvoeringsregeling loonbelasting omtrent voorzieningen op de werkplek, zoals arbovoorzieningen, worden gecontinueerd. Die algemene opmerking over een nog te treffen uitvoeringsregeling vormt volgens de Hoge Raad echter onvoldoende grond voor een uitleg van de URLB 2011 waarin de eis van samenhang met verplichtingen van de inhoudingsplichtige - in weerwil van de bewoordingen van deze regeling - nog steeds geldt.
De Hoge Raad komt tot het oordeel dat met ingang van 2011 de eis die vanuit de URLB 2011 aan arbovoorzieningen worden gesteld, is gewijzigd en dat ook maatregelen onder de gerichte vrijstelling kunnen vallen waartoe een werkgever niet verplicht is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Ook beleid ter voorkoming van ziekteverzuim kan daartoe worden gerekend. Ook indien dat beleid slechts meer in algemene zin het welzijn en de gezondheid van werknemers bevordert en niet specifiek gericht is op met de arbeid verbonden aspecten van hun gezondheid.
Op basis van deze redenering komt de Hoge Raad in deze zaak tot het oordeel dat op de verstrekking van gezonde lunches de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing is.
Per 1 januari 2022 heeft de staatssecretaris van Financiën loonbelastingregels met betrekking tot arbovoorzieningen echter in lijn gebracht met die van vóór de invoering van de werkkostenregeling (lees: die van vóór 2011). Om de gerichte vrijstelling te kunnen toepassen, geldt vanaf 2022 (weer) de eis dat de voorziening direct moet samenhangen met verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet [4].
In de toelichting op de wijziging per 1 januari 2022 [5] heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven dat hij het verstrekken van gezonde maaltijden niet ziet als een voorziening die direct samenhangt met de verplichting van de werkgever ter bestrijding of het voorkomen van veiligheids- of gezondheidsrisico’s die verbonden zijn met de arbeid.
De berichten dat voor gratis gezonde lunches de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing is, kent dus - door de gewijzigde regelgeving in samenhang met de toelichting van de Staatssecretaris - nuancering.
De overwegingen van de Hoge Raad in dit arrest biedt inzicht hoe art. 8.4a, lid 1, letter a, van de URLB 2011 zoals die bepaling tot 1 januari 2022 gold, moet worden uitgelegd. Wij benadrukken dat deze bepaling per 1 januari 2022 is gewijzigd. Mocht u meer willen weten over de toepassing van deze gerichte vrijstelling of anderszins de werkkostenregeling, neem dan gerust contact met ons op via [email protected].